Bolivia 2012

Titicacameer (3810 meter hoog), noord Bolivia

 

San Pedro de Atacama | Chili - Laguna Colorado | Bolivia, 13 april

4x4 woestijntrip, dag I
Om 8 uur in de ochtend word ik braaf opgehaald door mijn geboekte busje. Vervolgens pikken we twee Nederlandse dames, Anne Claire uit Heemstede en Denise uit Alpen aan de Rijn op. Hun Franse hostel genoot Jean-Yve gaat ook mee op de Uyuni trip. Er stappen als laatste nog twee knettergekke Brazilianen uit Sao Paolo in. Antonio & Igor zijn perfect op elkaar ingespeeld en dat zorgt voor een super gezellige trip van 3 dagen, denk ik.

Vervolgens worden we aan het eind van het dorp, wat 75 meter verder is, gedropt om onze paspoorten te laten stempelen. Waar we anderhalf uur in de rij moeten wachten. 40 km verder door de 'middle of nowhere' komen we aan bij een lemenhutje wat de douanepost van Bolivia moet voorstellen. Er staan backpackers te wachten met wollen mutsen, dikke jassen en zo te zien, zijn ze behoorlijk aan het kou kleunen. We stappen uit en het is inderdaad, koud! Ben ik daarvoor zover naar het noorden gereisd om midden in de woestijn de 5 lagen kleding te dragen die ik ook in Ushuaia aan had? We krijgen een provisorisch ontbijt op een plastic tafeltje naast de bus. (Bij nul graden en windkracht zeven)

We worden voorgesteld aan onze gids, David. Hij haalt ondertussen de tassen uit de bus en plaatst ze boven op het rek van de 4x4 jeep waarmee we door de woestijnen, landschappen en uiteindelijk de Uyuni zullen reizen. Onze eerste stop is bij Laguna Blanco waar de ijsschotsen aan de kant van het meer liggen. Het water is zogezegd wit en er zwemmen wat eendjes hun pootjes in de kou ervan af. In een volle ijskoude wind maken we wat foto's bij Laguna Verde, het groene meer. Om daar te komen moeten we een stukje door het water heen rijden wat voor de jeep natuurlijk geen probleem is. Het landschap is waanzinnig apart. Besneeuwde bergen, beige tot gele graspollen en verder alleen zand en stenen. De kleuren van het water is super fel van de sulfaten en nitraten die er in zitten.

Bij een plekje aan het meer zijn alle toeristen jeeps bij elkaar gekomen en kunnen daar gebruik maken van een thermische bad van 40 graden. Aangezien ik het niet hygiënisch (om na 100 personen per dag, 365 dagen per jaar ook nog een bad te nemen) vind en niet dood wil vriezen als ik uit het water kom, besluit ik deze even over te slaan. De uitzichten zijn verder adembenemend, letterlijk. Door de hoogte die sinds het laatste verblijf in San Pedro (2440 meter) wat is toegenomen moet ik extra diep inademen. Als we een stop maken bij de rotte eieren lucht van de geisers, krijg ik helemaal last van hoofdpijn. Het hoogteverschil gaat nu helemaal bij me werken. Ik heb gelukkig het plekje voorin de jeep gekregen zodat mijn wagenziekte lichtelijk wordt onderdrukt. Er zijn hier geen geasfalteerde wegen. De paden die worden gereden lopen kriskras door de woestijn.

We komen rond een uur of half vier aan in onze 'refugio' midden in de woestijn. Een stuk verderop is de Laguna Colorada gelegen. Er schijnen nogal wat flamingos te verblijven maar we zijn er te ver vanaf om het te zien. De refugio is een terrein met verschillende gebouwen. De stenen die zijn gebruikt, zijn van het plaatselijke zand gemaakt en vermengt met water. Daarna zijn ze te drogen gelegd in de zon en dat is het. Er is in ons gedeelte, wat is afgehuurd door Atacama Mystical, de touroperator alleen plaats voor ons. Er is geen verwarming en de ramen en muren zijn dun. Ik moet eerst even op bed gaan liggen om bij te komen van mijn misselijkheid en hoofdpijn. Antonio komt me een Braziliaans pijnstillertje brengen die enorm goed werkt. We krijgen thee met crackers in de gang die voor de kamers ligt. Er loopt een zwart poesje rond die mooi mijn schoot komt verwarmen.

Jean en Denise kiezen ervoor om even wat te rusten en ik trek er met Antonio, Igor en Anne op uit om te checken waar de anderen mensen zijn. We vinden verderop het terrein een oud gebouwtje wat dienst doet als plaatselijk winkeltje. Geloof me, er is in de verdere omgeving niets, nada, noppes. Zo ver het oog rijkt, geen gebouw, geen boom, helemaal niets, alleen het meer. Maar wat veel leuker is aan het winkeltje dat er een oude motor tegen de muur staat. Antonio en Igor, zo gek als deur en zo wild als twee jonge honden (de hoogte heeft op hen wat minder invloed), duwen de motor van de muur om er leuke foto's van de maken. Zoals al eerder op de dag, gaat er nogal eens wat mis als ze zo druk zijn. Onder toeziend oog van de winkelier flikkert de motor dan ook op de grond. De man van de winkel ziet het maar aan en volgens mij vind hij het wel leuk dat er wat leven in de brouwerij is. In een ander gedeelte van de refugio komen we zes volle tafels met toeristen tegen. Ze kijken ons een beetje gestoord aan. Nou moet ik erbij vertellen dat Igor soms een paard nadoet en al hinnikend met beide handen voor de borst alsof hij de teugels vast heeft, tussen de mensen door galoppeert. Als een van de Brazilianen begint te zingen, ongeacht of dit in de auto is, op een uitkijk plek of bij een meer, pikt de andere het ritme meteen op en zingt gezellig mee. Je kan het slechter treffen. We besluiten dat we het zonder die andere mensen het ook prima naar ons zin kunnen maken en gaan terug naar ons eigen stekje.

David komt aan met wat wortels van bomen. Ik durf niet te zeggen hoe ver ze door voor hebben moeten reizen om dat te vinden. Nogmaals in de weide omgeving geen boom te vinden. De familie die de refugio bestiert zend ons een lieftallige dame die het eten op tafel zet. Voor de andere lama vlees (gatver) en voor mij tomaatjes met gebakken aardappeltjes en een gekookt ei. We zitten om de warme kachel op kleine houten bankjes. Het licht gaat om half 7, als de zon helemaal onder is, aan en om 9 uur uit. Ik lig braaf voordat het licht uit is met mijn thermische lange broek, longsleeve trui en pyjama in mijn slaapzak met drie extra dekens erover. Ik probeer in de slaapzak te ademenen zodat het sneller warmer wordt. De kou is echter niet mijn grootste probleem maar het zuurstof gebrek op deze 4400 meter hoogte. Ik adem of ik net tien kilometer heb hardgelopen. Op adem komen lukt alleen niet.

Laguna Colarada - Alota, 14 mei

4x4 woestijntrip, dag II
Wat een horrornacht. Ik zal nooit meer zeuren dat ik honger heb. Nooit meer! Ik ben nog verder met mijn neus op de basis van het leven gedrukt. En deze gaat verder dan beschutting, eten en drinken. Zuurstof, wat verlang ik naar een neuskapje met pure zuurstof.

Vannacht lopen vechten voor mijn ademhaling. Gelukkig heb ik nog een beetje kunnen slapen in mijn weloverwogen keuze van slapen in thermische kleding in een slaapzak met extra dekens, want het was -13 graden vannacht. Herinnering: dunne muren, geen isolatie, rieten dakje, stenen vloer en geen verwarming. -13! Moet je ook nog veel drinken bij die droge lucht in de woestijn en daarvan moet je natuurlijk weer midden in de nacht naar het toilet. Geen elektra dus geen licht. Toiletten om te kotsen. Althans dat heeft iemand van de groep voor ons al gedaan. Geen toiletpapier. Twee toiletten maar 1 die je door kan trekken. Een pisstraaltje uit de ene kraan en niets uit de andere. Er is een douche maar geen water. Je zou het beschouwen als basisbehoefte maar dat ben ik voorbij. Nadat ik mijn ademhaling weer rustig probeer te krijgen na 10 meter lopen is mijn keel als schuurpapier zo droog. Ik kan ook niet meer door mijn neus ademen want die heeft ook last van de veranderingen en zit verstopt. Ik ben nog kotsmisselijk en heb last van mijn maag. Misschien dat ik moet overgeven. Denise vraagt half slaapdronken: 'Niet over de tassen kotsen hé?' Ik verzeker haar dat ik een gecoördineerd kotser ben en dat dat niet zal gebeuren. De rest van mijn clubje heeft ook minimaal geslapen door de combinatie van zuurstof gebrek en kou. We kunnen in de morgen ook geen warme douche nemen om op te warmen want er is ten eerste geen warm water en ten tweede, o'nee er is helemaal geen water. Wat zijn we blij als we even later met de verwarming aan in de jeep zitten.

Als eerste maken we vandaag een stop bij Laguna Colorada. (De uitzichten maken veel goed) Waar het water de kleur heeft
van goedkope aanleng limonade en het gras geel is. Het meer staat echter vol met roze flamingo's. Hoe chemisch het water er ook uit ziet, de flamingo's kunnen er blijkbaar voldoende eten vinden wat ze hebben continu hun kop onder water. Anne merkt op dat er verschillende maten flamingos zijn. Sommige hebben korte poten en andere lange. Denise merkt daarop droog op, dat dat 'waarschijnlijk' door de diepte verschillen van het meer komt. 'O,ja', zegt Anne en geneert zich voor haar eigen uitspraak. Op de achtergrond nog steeds bergen met besneeuwde kappen en beige grasbollen.

Weer kriskras door de woestijn komen we aan bij Arbol de Piedra.  Enorme rotsen die solo in het midden van de woestijn staan. De bekenste, zoals hierboven is vernoemd lijkt op een versteende boom en doet volgens mij dienst op de cover van de film Blow met Johnny Depp. Bij een kleine beklimming die ik doe, zie ik snel een woestijnhamster wegschieten. Te laat voor een foto.

Laguna Canapa laten we zonder om te kijken links liggen en komen dan aan bij het adembenemende Laguna Hedionda. Dit keer letterlijk én figuurlijk. David bereid op de achterklep van de jeep een lunch voor ons klaar. Warme rijst met groenten, een salade, cola, Nestle yoghurt toetjes en granen reepjes. De voorportieren hebben we open staan waar het nummer Paradise van Coldplay door de speakers schalt. En daar zitten we: in het paradijs. Wat een geweldige omgeving. Het meer is licht wit/groen van kleur. Bergen op de achtergrond met sneeuw. Er is inmiddels meer vegetatie wat beige, geel en groen kleurt. Er lopen weer sierlijke flamingo's rond en oude ronde verlaten leemstenen ovens en gebouwen sieren verder het uitzicht. We zijn allen vrij content.

Ook hier zijn weer verschillende trollentorentjes gebouwd. Voor de dames dus een uitdaging om er ook een te bouwen. De Braziliaanse gasten maken er een filmpje van en besluiten later ook een toren van opgestapelde stenen te bouwen maar dan groter. Tijdens het eten kwam er een woestijnhamster voorbij gehold. De dames liggen later op een stenen vloer te zonnen en ik zeg dat ik er weer één heb gezien. 'Waar?' Vragen ze. Ik wijs naar een steen en zeg dat deze op zijn achterpootjes staat en met één voorpootje staat te zwaaien. 'Waar, waar, waar?' vragen ze weer als ze zich omhoog werken om te kijken. Geweldig. Het speelkwartier begint tussen de dames en Brazilianen als ze elkaars trollentorentje stuk willen maken. Ik roep nog dat dat ongeluk brengt. Zeker als ze drie anderen ook vernielen. Om de jingjang in balans te brengen maak ik snel een torentje voordat we vertrekken. 'Deze niet stuk maken jongens, brengt ongeluk'. Zeg ik. Eerst schopt Igor een gedeelte om en als ik de bovenste stenen weer op hun plaats heb gelegd en in de auto stap, trapt Antonio hem helemaal omver. Hij duikt vervolgens op snelheid de auto in waar iedereen al zit te wachten en ramt vol met zijn hoofd tegen de rand van het portier. De tranen staan is zijn ogen. Ik kan het niet na laten om te zeggen 'told you so'. Igor probeert daarna de muziek in het dashboard vanuit zijn stoel op de eerste rij te regelen en krijgt een elektrische schok van de radio. Ook voor hem heb ik een speciale blik.

We rijden verder door Salar (woestijn) Selolli wat nog vrij droog en dor is. Als we salar Tomboro via een heuvel inrijden, is er plots meer vegetatie. Het landschap begint langzaam te veranderen. Ook hier wordt er kris kras gereden maar nu vind ik het een stuk minder leuk. Is er eindelijk groei en bloei en de jeeps rijden dan alles stuk. Ik vraag aan David (en ik weet dat ik vervelend ben maar doe het lekker toch) waarom hij niet op de meest bereden pad rijdt maar inplaats daarvan de vegetatie stuk rijd. Groeit er eindelijk wat in de woestijn, rijden ze het naar de filistijnen. Hij zegt op zijn beurt dat de paden te ver zijn uitgesleten en daardoor de middenstukken te hoog zijn voor de auto. Dat is helemaal niet waar, want ik zie net zoveel als hem en de auto kan er prima overheen. Hij gaat erover verder in het Spaans en ik snap hem wel maar nog steeds niet waarom je een 12- baans snelweg in de woestijn moet creëren als twee banen meer dan voldoende zijn. Ik zeg hem dat hij niet in een 'fucking' Porsche rijd maar in een 4x4 jeep en dat de auto zeker 60 cm hoog ligt. Het is zijn land maar wel mìjn wereld.

Onze ene laatste stop vandaag is bij Laguna Honda. Leuk, mooi, ijsschotsen aan de zijkant maar het is te koud door de wind om er langer van te genieten. (ongeveer 3 graden) Niet veel later verandert het landschap. We zijn inmiddels weer ergens rond de 3900 meter hoogte en niemand, inclusief ik klaagt over zijn ademhaling. (Soms nog wel een extra inhalatie maar lang niet zo erg als gisteren) Wat een paar meter al niet kan doen.

In de buitenwereld groeien er in één keer weer struiken en zijn de graspollen niet beige maar groen. Op stenen en rotsen is een moskleedje van vers groen gevormd. Via diepe dalen rijden we een landschap binnen wat bestaat uit rode rotsen die wel bewerkt lijken te zijn door kunstenaars. Er komen moerassen voorbij met fel blauw water en er vliegen weer vogels. Een paar vicuñias (familie van de lama) staan te grazen in de hooglanden. We draaien links bij een hospaja het terrein op. Iets minder basis dan gisteren. Dit keer wel met lauw water waar je extra voor moet betalen. (Wat natuurlijk niet gaat gebeuren, heb 100 euro voor de trip neergeteld en je gelooft toch niet dat ik dan extra voor warm water en pleepapier ga betalen? Blijf wel een Hollander natuurlijk.) Verder ook geen verwarming, zelfs geen kacheltje dus nu maar hopen dat het vannacht niet te koud wordt.

Alota - Uyuni, 15 mei

4x4 woestijntrip, dag III
-15 graden en 3900 meter hoog. De isolatie van deze basis slaapplek is een stuk beter dan de vorige. Mijn nachtrust is goed geweest al blijven de (gort) droge keel en verstopte neus voor een wat onprettig gevoel zorgen. Met z'n allen zitten we aan het ontbijt plannen te maken voor onze fotoshoot op de zoutvlakte. In de jeep heb ik mijn plekje voorin verruild met die van Jean op de eerste rij. Hij zit achter David de chauffeur en altijd in de zon. Ik heb het tot het bot koud en moet als een koudbloedig dier worden opgewarmd. De zon staat echter in deze vroegte en op deze route nog niet aan mijn kant. Ik wordt overladen met jassen en sjaals van de rest. Als ik vanavond mijn schoenen en sokken zou uittrekken en mijn tenen zouden zwart zijn van bevriezing, zou me dat niets verbazen.

We rijden over de 'altiplano'. Een vlak stuk landschap wat leidt naar de zoutvlakte van Uyuni. Eerst maken we een stop bij het treinen kerkhof wat vergaande glorie weerspiegeld. Antonio gaat weer even hard op zijn bek (letterlijk) als hij van een provisorische schommel af lazerd. Hij is ook een beetje ongecontroleerd af en toe. Aangekomen bij Uyuni 'stad' worden de tassen van de jeep gehaald en gaan we verder naar waar we voor gekomen zijn: Salar de Uyuni.

We rijden door een lemen hutten gebouwd stadje aan de rand van de zoutvlakte. Het dorp is voor een groot deel verlaten. En dan rijden we de witte zoutvlakte op.. Surrealistisch! Bergen zout worden nog manueel met een schop op een oude kiepwagen geschept. Maar verder op het 12.500 vierkante km meer is het wit. Helemaal wit. Jan de Bouvrie wit. Het lijkt of we op een meer van ijs rijden in plaats van zout, wat het geheel nog spannender maakt. De luchtspiegeling in de verte lijkt ervoor te zorgen dat de bergen de horizon niet raken en zweven. Alsof we op de set van de nieuwste science fiction film 'Star Wars' zijn aangekomen.

Terwijl David weer een lunch voor ons bereid, beginnen wij met de fotoshoot en worden de 'props' tevoorschijn gehaald.
Sleutelhangers van lama's, een fles wijn, een lepel en mijnheer Pinguino, die ik van de man met de gitaar uit Rio Turbio heb gekregen. De attributen worden op de voorgrond geplaatst en wij gaan erachter staan zodat het lijkt of we mini mensjes zijn. De behaalde resultaten zijn hilarisch. Ik maak nog een MTV video clip van de Brazilianen die hun 'Looney tunes' rap/beatbox nummer laten horen. De dames staan achter hun, op het dak van de jeep fijn mee te swingen. Na de lunch rijd David naar het beruchte Salar hotel en wij lopen het stuk. We voelen ons stuk voor stuk als bandleden die voor een cover van een cd moeten poseren. Het landschap is zo bizar. Overal waar je kijkt, overal waar je loopt, is wit. Het lijkt als een quilt aan elkaar te zijn genaaid. De vlakken hebben namelijk omhoogstaande naden. We komen nog een wak tegen, waar we het heldere water wat onder de dikke zoutlaag ligt toont. Mijnheer Pinguino word er nog even bijgezet, fotootje.

Bij het Salar hotel kopen we niets in de souvenirs winkel en drinken we geen drankje. Het gebouw ziet er dan wel als een moderne iglo uit met blokken zout gezaagd uit het deken van zout, het is illegaal gebouwd en het riool komt uit op het ondergelegen meer. Het zout wat wordt gewonnen (wel een stuk verder weg) wordt gebruikt voor consumptie. Elke zonderling snapt dat de combinatie niet helemaal overdacht is geweest.

Na 3 uur te hebben gespeeld en terug te zijn gebracht in de 'bewoonde' wereld, checken we in bij Piedras Blanca. Een hostel met heet water, yee. Een bed met fleece deken onder en fleece deken boven én een kachel, yeeee. Als we allemaal zijn opgewarmd en zijn opgefrist besluiten we de plaatselijke Italiaan nog even onveilig te maken. Waar we af en toe de handen voor de ogen moeten slaan als plaatsvervangende schaamte van de andere gasten. De Brazilianen zijn knettergek maar mede daardoor hebben we echt een fantastische trip gehad.

Uyuni - Potosi - Sucre, 16 mei

'De € 5,- bus van Anne Claire'
Het is tijd om afscheid te nemen van het clubje. De Brazilaanse jongens gaan vanavond rechtstreeks door naar La Paz. Fransman Jean gaat terug naar Chili en moet het jeep avontuur mét refugio én min 15 op de koop toenemen. Zeker na een nacht met fleece dekens, kachel en een 'caliente ducha' (hete douche) zal dat behoorlijk tegen vallen. Denise neemt de bus naar Argentinië en zal nog een paar dagen in Buenos Aires vertoeven voordat het vliegtuig haar weer op Hollandse bodem zet.

Anne Claire heeft gisteren twee buskaartjes naar Sucre, de hoofdstad van Bolivia voor haar en mij gekocht. '50', werd er gezegd en met enigzins verwondering vroeg ze of het hier om 50 Amerikaanse dollars ging. 'Nee, 50 Bolivianos.' De nationale munteenheid, omgerekend: € 5,-. Dat is zes uur met de bus naar Potosi en drie uur verder naar Sucre. Ik had het niet beter kunnen regelen. Als de bus in de morgen eindelijk een uur na originele vertrektijd de straat komt ingereden, blijkt het de meest krakkemikkige amfibi-achtig voertuig te zijn die ik ooit heb gezien. Het hoog op de wielen-staande-metalen-platen-constructie heeft wat APK beurtjes overgeslagen en geeft donkere grijze rookpluimen uit de uitlaat. De tassen worden op het dakrek bevestigd en met horten en stoten vertrekken we dan eindelijk. Als we de straat uitrijden houd het minimale gedeelte waar bestrating in de stad ligt op en gaan we verder over het zand. Wegwerkzaamheden gaan gestaag door. De bus rijd met een millimeter langs het ravijn (aan mijn kant). Een ravijn zonder vangrail wel te verstaan. De ondergrond waar we op rijden bestaat alleen uit zand en stenen en ik hoop dat de chauffeur niet teveel gas geeft op de achteras zodat we niet zijlings het ravijn in schuiven. Ik zeg dat Anne blij mag zijn dat ze niet bij het raam zit want het uitzicht uit mijn raam is niet hoopgevend. Zelfs niet voor mij, zonder hoogtevrees. Als we eindelijk boven op de berg zijn aangekomen, zien we de witte Salar de Uyuni voor de laatste keer en rijden we verder, begeleid door het geluid van het geroer in de versnellingsbak van de chauffeur.

De struikjes in het uitzicht gaan over in cactussen. De cactussen gaan over in bomen en die gaan uiteindelijk weer over in struikjes. Een grote groene vallei staat vol met alpacha's, vicuña's of lama's of hoe je ze ook wil noemen. Ze staan aan het groene gras te knabbelen of te drinken bij het blauwe water wat de zon weerkaatst. De weg is inmiddels perfect te noemen. Veel geïnvesteerd in de infrastructuur en de afwatering kanalen naast de weg. Helaas nog wel veel plekken zonder vangrail. We maken een kleine stop waar een baby lama bij het eethuisje staat. De bebouwing van het winkeltje/huisje is primitief maar zoals (bijna) overal op de wereld staan er flesjes Coca Cola te koop.

In de bus zitten ook lokale mensen. Schuin achter me zit een een man met een pakket coca bladeren in zijn mond. Hij lijkt op een hamster die zijn 2 verstandskiezen tegelijkertijd heeft laten trekken. Rechts voor me zit een dame met twee lange vlechten in haar haar die aan de onderkant aan elkaar zijn vastgemaakt. Een zwart Lambik bolhoetje staat op haar hoofd. Ze heeft hoge jukbeenderen en een hoge neusbrug. Definitief een afstammeling van de indianen. Ze is volgehangen met kleden en sjaals en heeft zoals de meeste dames hier een geplooide rok die tot over de knieën valt. De mensen zijn hier gemiddeld maar 1.50 meter hoog en hebben een rood bruine kleur in hun gezicht. Baby's worden in gekleurde doeken op de rug van de vrouwen gedragen. De bus heeft een muffige geur van coca bladeren en de zon brand door mijn armieterige raampje. Buiten vriest het nog steeds.

Aangekomen in Potosi waar ik niet wil blijven, komen we aan in een eclectische stad van bouwstijlen. Ik snap er niets van. Eerst heb je daar de lemen hutjes en dan heb je glazen gebouwen waar advocaten kantoren in zijn gevestigd. Huisjes met golfplaten dakjes waar grote stenen op liggen zodat het niet wegwaait staan op steenworp afstand van een neo classistisch gebouw aan een verzorgde laan met bomen. Hier blijven is voor mij geen optie. Vanuit Potosi kan je wel excursies maken naar de zilvermijnen maar heb eerlijk gezegd geen behoefte om te aanschouwen hoe kinderen van 12 al staan te werken. Levensverwachting van de mijnwerkers hier is 40 jaar. De mensen hebben groene tanden, als die nog in hun mond zitten, van de coca bladeren. Ik hoef niet als een dierentuin bezoeker naar ze te kijken als aapjes.

De overstap die we hebben naar Sucre zou volgens de papieren twee uur duren. Maar de chauffeur bepaalt dat we na tien minuten al vertrekken. Ik kan nog net de grote rugzakken in de bus mikken en zeggen dat we op mijn 'amiga' Anne moeten wachten die even een bezoek brengt aan een toilet, als het zo mag heten. De verdere route bied weer waanzinnige uitzichten en we dalen vele meters. Maar het schakelen, een drama. Heb nog nooit zo'n prutsers horen rijden. Nadat de chauffeur (die by the way de grootste loser ever is) drie keer is fout gereden, komen we aan bij het busstation. Samen met twee arrogante Franse dames delen we een taxi naar het centrum.

We stappen uit bij ons eerst uitgezochte hostel. De receptionist is bijzonder onvriendelijk. We willen hier niet blijven en gaan verder. De volgende is te duur, zeker volgens Boliviaanse maatstaven. Een paar blokken verder komen we aan bij een plek waarvan we denken dat deze moet passen als een jas. Hostel Amigo. De entree ziet er iniedergeval uit als een echt hostel in plaats van een goedkoop, ongedierte hotel. 

Amigo, mijn witte bolle billen. Niets te 'amigo'. Bij het woord vriend denk ik tenminste aan vriendelijkheid. Wat een gepruts. Wat een slecht hostel. Het is dat ik samen met Anne ben, anders was ik zeker te weten omgedraaid. Een 6-persoons dormitorium blijkt een 8-persoons te zijn waar je tas niet horizontaal kan leggen. In het toilet, waar voor de verandering weer eens geen toiletpapier is, is ook de douche. En daar liggen meer haren in dan een orthodoxe jood bij een christelijke kapper kan achter laten. Gatverdamme. Wat een vieze vuile griebes zooi. En als de mensen nog een keer vriendelijk zouden zijn.. Ook niet. Heb vast mijn laatste les politicologie gemist; Bolivia is communistisch. Net als Vietnam. Waar ook een paar van mijn beste vrienden rond lopen. NOT!

Sucre (Unesco), 17 mei

De dame bij de receptie is zeker net zo ongeïnteresseerd als haar voorganger van gisteravond. Ik moet een papiertje halen voor het ontbijt. Anders krijg ik geen. De dames hier hebben de gedragscode van hun receptie collega's overgenomen en dat is niet positief. Ik moet me inhouden om niet langzaam mijn 2de kopje koffie op de grond leeg te kiepen omdat ik geen melk krijg. Wat een arrogantie. Deze mensen zijn absoluut niet in de wieg gelegd om gastvrijheid te bieden. Waarom ze überhaupt in de wieg zijn gelegd weet ik niet, daar moet ik nog achterkomen. Tot nu toe maken ze me meer boos door hun eigengereide gedrag dan dat ze me 'thuis' laten voelen.

Maar ik ben de slechtste niet en geef ze het voordeel van de twijfel. Met een denkbeeldig lijstje in mijn hoofd ga ik vandaag turfen hoeveel aardige of glimlachende mensen ik tegen komen. Samen met een Israëlisch meisje die net haar verplichte militaire dienst van twee jaar heeft afgerond, een skieslijper uit Lech en een meisje uit Frankrijk gaan we (Anne en ik) eerst even naar de markt om vers fruit te scoren. De markt ziet er overdadig en kleurig uit door al de groenten en fruit wat keurig staat uitgestald. Hompen vlees, kleding, brood en toiletartikelen worden veelvuldig aangeboden. Bij een middenpleintje, wat voor de helft uit smoothie en fruitsalade kraampjes bestaat, bestel ik een heerlijke mango con leche. Verschillende zwervers komen met hun handje omhoog geld vragen. Ik heb helaas een heel krap budget voor Bolivia, (altijd slim omdat in hét goedkoopste land van het continent te doen) dus kan weinig delen. Na een uurtje in de zon gezeten te hebben, blijkt dat het in totaal om vijf verschillende zwervers gaat. Die trouwens niet onthouden van wie ze al wel of geen geld hebben gekregen. Anne geeft haar fruitsalade aan een kindje van een jaar of acht en die scheurt er vrolijk mee weg. Inmiddels heb ik met de salade verkoopster vrienden gemaakt. Ze lacht naar me en zegt vriendelijk gedag. Wat niet op te merken is over de andere verkoopsters op de markt. Het lijkt wel of ze een beetje racistisch zijn, jegens 'witte' mensen. Ze houden absoluut niet van blanken. Als een moeder met een klein kindje, met vieze snoet, voorbij komt zwaai ik vriendelijk naar het kindje en lach. Het kindje komt naar me toe gerend en omhelst mijn been om vervolgens niet meer los te laten en haar snoet af te vegen. De moeder is vriendelijk en lacht. Mooi, dat is twee. Nadat mams het kind goedschiks heeft los weten te rukken, gaan we mensen bekijken op het stadsplein.

Sucre (anno 1538 voorheen La Plata & Chuquisaca) word ook wel de witte stad genoemd en dat is te zien. Grote witte overheids gebouwen en kerken die fantastich zijn onderhouden, weerspiegelen de zon op 3500 meter hoogte. Ik loop een rondje rond het fleurige plein om van de gebouwen foto's te maken en word aangesproken door twee Boliviaanse gasten die reizen promoten. Ik was niet van plan om hier iets te gaan ondernemen dus moet ze teleurstellen. Maar het lijstje heeft er weer twee vinkjes bij met aardige mensen. Als ik terug kom bij de groep blijkt de Franse te zijn gevlogen. De skieslijper gaat terug naar het hostel en ik ga samen met de potige Israëlische (blijft een raar volk) en Anne op zoek naar 'Pachamama'.

Jaren geleden is mijn moeder met een groepsreis in Bolivia geweest en is daar een startende Hollandse ondernemer tegen gekomen. De Rotterdammer inmiddels verliefd geworden op een Boliviaanse (?) heeft zich in Sucre gevestigd en heeft een tourbureau en voor zijn vrouw een winkel opgezet. Naderhand is er nog mailcontact geweest en ik heb mijn moeder beloofd om met een uitgeprinte brief de groeten over te brengen. Aangekomen in de winkel tref in de lieftallige dame (nummer vijf) in haar enige winkel Pachamama vol met hebbedingen. Ik vertaal de brief en schrijf een kort verhaal met de groeten. Om haar man te treffen word ik doorverwezen naar Florin, het restaurant om de hoek waar hij vanavond waarschijnlijk zal zijn. Opgelucht dat mijn missie is geslaagd gaan we voor de lunch niet voor het plaatselijke eten maar voor de plaatselijke Chinees. GI Jane verlaat ons na het eten om naar haar Spaanse les te gaan en Anne en ik zeggen über vriendelijk gedag tegen de Boliviaanse Chinees zaakwaarnemer die de moeite niet neemt om op te kijken van zijn potje poker op de computer en verder ook geen boe of ba zegt. Duidelijk teveel Boliviaanse invloeden.

Een wandeling naar een mirador (uitkijk) bied ons zicht over de stad en vele marktkraampjes. Op het aangelegen pleintje zijn kinderen aan het voetballen en we zitten uit te blazen in schaduw van het zogenaamde bordes met Spaanse bogen. Ik koop bijna nog een zacht grijze poncho maar wil hem toch liever in het beige en heb ook nog mijn budget in mijn achterhoofd. De verkoop dame is wel lief, nummer 6. In de avond krijg ik zonder moeite Anne en GI Jane mee naar Florin. Wat één van bekenste zaken van Sucre blijkt te zijn (inclusief vermelding in alle reisgidsen) en waar mijn gezochte medelander dus ook nog eigenaar van blijkt te zijn. Met wat navraag blijkt hij niet aanwezig. Wat voor Anne de pret niet kan derven want die stuiterd op haar stoel als ze saté, bitterballen, krentenbollen, appelflappen, Bossche bollen en Hollandse dranken op de kaart ziet staan. Na het diner, de Hollander nog steeds niet gespot in de volle zaak, voegen we ons bij wat gedupeerde die zo dom zijn geweest zoals wij om het Amigo hostel te boeken.

Één alcoholisch drankje op deze hoogte blijkt iets teveel te zijn voor Anne en we gaan weer richting ons doorgeslapen matras, ranzige badkamer en het onvriendelijke personeel. Maar minstens 6 turfjes voor vriendelijke mensen vandaag. Mijn bui is enigszins geklaard.

Sucre - La Paz, 18 mei

De negatieve eerste indruk over het Boliviaanse volk, klaart nog verder op als we door de straten van Sucre lopen met skieslijper uit Lech. Vanavond vertrekken we alweer uit deze stad, dus we hebben de hele dag om rond te slenteren en om een buskaartje te kopen. Het busstation ligt totaal niet in de buurt maar we vertrekken te voet gedrieeënd naar de andere berg waar deze wel op gevestigd is.

Aangekomen op het station, roepen de mensen: Potosi, La Paz om melodieuze toon om de boel aan de man te krijgen. Een dame spreekt ons aan en leid ons naar een verkooppunt voor La Paz. We hebben een promotie te pakken. Voor 100 Bolivianos (10 euro) zitten we 12 uur in de bus maar dan wel met 'cama' (bed) oftewel een stoel die bijna helemaal plat kan. Mensen onderweg zeggen vriendelijk gedag. Als we op de terugweg langs steile trappen naar beneden afdalen, zit daar een grote groep jongeren. Nadat we voorbij zijn gelopen roept één van de jongens 'I love you'. Volgens mij is het voor Anne bedoeld want, dezelfde leeftijd categorie. Skieslijper (met rossige baard van drie maanden, 1.90 lang, te grote broek en smoezelig geruite blouse) draait zich om en roept: 'I love you 2!'. Niet echt wat de hanggroep jongeren hadden verwacht maar hilariteit alom. Geweldig. De duimpjes schieten omhoog over de mooie actie.

Bij de fruitmarkt aangekomen heeft mijn vriendin ons al in de gaten en verwelkomd ons met een lach. We bestellen allemaal bij haar, want wie vriendelijk is wordt beloond. We nemen na een stukje lopen plaats in de zon op het stadsplein tussen de mooie gebouwen. Het plein lijkt het instituut te zijn voor wandelende leerlingen. Hier geen schooluniformen maar laboratorium jassen over de kleding. Verschillend van kleur voor verschillende leeftijden. We lopen even terug naar het hostel en laten skieslijper daar achter. Hij heeft in de middag de bus en vertrekt eerder dan wij.

Anne en ik brengen een bezoek aan Flavour, een koffiezaakje. Aanbevolen door twee Ierse dames die Anne kende en we gisteren tegen kwamen. Het blijkt ook een zaak van Hollandse bodem te zijn. (Ik ben zo trots op de Hollandse overzeese werknijverheid) maar geen internet dus we gaan voor een hapje en een sapje terug naar Florin. Daar zit een enorme kaaskop achter de computer dus ik vraag of hij degene is die ik zoek. Blijkt de zaak drie Hollandse eigenaren te hebben, waarvan ik er nu al twee van heb gezien maar niet de goede. Maakt niet uit. Ik voel nog steeds of ik mijn 'plicht' heb gedaan. De brief is afgegeven en vast door zijn vrouw overhandigd. Hij weet dat er in Nederland aan hem word gedacht, het antwoord op zijn wens in zijn brief: 'vergeet ons niet.'

Rond een uur of zes worden we door de taxi afgezet bij het busstation. We melden ons bij het loket waar we worden aangesproken door een mooie jongen. Deze Franse Israëliër (nogmaals, blijft een raar volk), wil perse mee naar La Paz. Hij is een beetje te laat met zijn kaartje kopen maar kan toch nog mee, door een zitplaats naast de chauffeur te accepteren. Anne vind hem ook super knap. De jongen weet van zichzelf dat hij er aardig uit ziet. Na een praatje met hem te hebben gemaakt, hem eens goed opgenomen te hebben (wat geen straf is want hij ziet er echt leuk en een beetje ruig uit) besluit mijn intuïtie hem niet te vertrouwen. Hij is reiziger maar heeft geen grote rugzak. Dat praat hij wel weer goed door te vertellen dat het nog in het hostel in La Paz ligt. Maar als we vertellen waar we hebben geboekt, blijkt dat ook zijn hostel te zijn. Toeval bestaat niet maar zelfs voor mij gaat dit te ver. Als hij dan ook nog een keer verteld dat het krijgen van drugs in het hostel geen probleem is, springt mijn intuïtie helemaal van oranje naar rood. Definitief geen nieuwe vriend te noemen.

Ik check persoonlijk nog even of onze tassen in het onderruim van de bus verdwijnen en Anne en ik nemen plaats achter in de bus. Knappe-niet-te-vertrouwen-Israëliër neemt zijn plaats onderin de dubbeldekker in naast de chauffeur. De nacht is koud. Volgens mij is het 13 graden in de bus en ik moet mijn twee truien en jas met capuchon over mijn hoofd aan doen om het warm genoeg te krijgen. De hemel is helder en ik zie de vele sterren weer van het zuidelijk halfrond. De chauffeur moet ze ook zien want die neemt bochten zonder te remmen. Waar halen die mensen hier in hemelsnaam hun rijbewijs?

La Paz, 19 mei

Vroeg in de ochtend arriveren we in La Paz. In allerlei boeken lees je de waarschuwingen over hoogteziekte in de regeringsstad. (3660 meter) Dit geldt vooral voor degene die vanuit zeeniveau komen aanvliegen. Ik was zo bang dat ik natuurlijk weer degene zou zijn die zou sterven aan die stomme hoogte ziekte, maar ik denk dat ik het ergste heb gehad. Traplopen doe ik als een oude vandaage. Drinken en lopen gaat niet tegelijkertijd want dan heb ik een zuurstof gebrek. Alcohol drinken moet tot een minimum worden beperkt. Vandaar dat we het grootste feesthostel van Bolivia in La Paz hebben geboekt: Wild Rover. Knappe Israëliër betaald voor ons de taxi en in het hostel aangekomen krijgt hij meteen aandacht van de meisjes en verdwijnt uit het zicht, wat niet helemaal onverwacht is.

Eerst ontbijten en wie komen daar brak aangelopen: onze Braziliaanse vrienden Antonio en Igor. Antonio ziet er behoorlijk gehavend uit. Hij heeft een groter wond tussen zijn mond en neus en zijn pols zit in een brace. (Moet ik nog vertellen dat trollen torrentje van andere vernielen ongeluk brengt?) Ik vraag of hij gevochten heeft maar dat is het niet. Ik krijg meteen een laptop onder mijn neus geschoven met een filmpje wat Igor heeft gemaakt. De jongens hebben de 'death road' gefietst. De death road alias 'de werelds gevaarlijkste weg' is vijf jaar geleden gesloten voor doorgaand verkeer. De weg die langs steile ravijnen leidt en op sommige punten maar 3.2 meter breed is, heeft jarenlang tot dodelijke ongelukken geleid. Toevallig heb ik een paar maanden geleden nog een filmpje gekeken waar passagiers uit de bus moesten stappen omdat het te gevaarlijk was in het natte seizoen. Één van de toeristen staat de filmen en als de bus bijna de smalle klif over is, geeft de chauffeur net teveel gas waardoor de achterzijde van de bus slipt en achterwaarts 600 meter het ravijn in duvelt. Slik. Nadat er 26 voertuigen per jaar de rand over verdwenen vond de Boliviaanse regering het voldoende en heeft een hele nieuwe weg aangelegd. Voor de adrenaline zoekers onder ons, de ideale plek om je hartslag te verhogen of het gravel in te duiken. En ja, dat doet zeer, zeker na een blik te hebben geworpen op Antonio.

Blij dat een deel van ons oude clubje weer is herenigd gaan we de stad verkennen en gaan we voor Anne op zoek naar een busticket richting de jungle in het oosten. Samen met Igor weet ik flink af te dingen op een Alpaca sjaal die in deze koude tijden mijn nekkie moet warm houden. Voor de zekerheid vraag ik toch nog even of de alpaca's worden geschoren en niet worden gedood voor de wol. Ik word bijna uitgelachen maar voor mij is dat belangrijk.

We struinen nog wat winkeltjes langs en de Brazilianen zijn weer op hun oude tour. Heerlijke jongens zijn het. Ze zorgen voor de nodige lol op straat en als ze dan ook nog een keer een stel andere Brazilianen tegen komen gaat het dak er helemaal van af. De plaatsvervangende schaamte ben ik allang voorbij en vind het alleen maar leuk dat die jonge honden doen wat ze leuk vinden. In een zijstraatje zie ik één van de weerzinwekkende dingen die ik ook in een souvenirs winkel heb gezien. Baby alpaca's, dood. Zelfs alpaca foetussen, ik wil niet weten hoe ze daar aan zijn gekomen, liggen in de schappen. Echt te ranzig. Wie verzint zoiets? Bij navraag blijkt dat je de dooie alpaca onder je te bouwen huis moet begraven zodat het voorspoed brengt. Niet alleen onvriendelijk die bolhoeden maar ook een nog duister. Maffe mensen.

Over duister gesproken, hoog op de berg (La Paz is in een vallei gebouwd maar inmiddels zo gegroeid dat alle omringende bergen ook zijn volgezet met  bruine woestijn woningen) is in de avond een heksenmarkt. Dat lijkt Anne wel wat en we houden in de avond met z'n vieren een taxi aan. Zonder telefoonnummer op het dak. Zo illegaal als de pest, waarschuwingen overal dat je die niet moet nemen maar volgens mij heb alleen ik die gelezen. 'Mirador', zegt Antonio die voorin zit. 'Si si si', zegt de chauffeur, zo lomp als bats natuurlijk. Vervolgens extra check 'Mirador?' door Antonio. Chauffeur:'si si si, Miraflores'. 'No, mirador'. 'Si si si, Miraflores'. Je zou je voor minder afschieten. Goed, hier is dus niets mee te bereiken en we stappen uit op Miraflores, de straat met alle cafe's en restaurants. Volgende taxi, met telefoonnummer op het dak. Die snapt het natuurlijk in één keer en zet ons in het donker in een rare wijk af in de straat... 'Killi Killi'. Ik heb ze slechter verzonnen. Er is in geen velden of wegen een heksenmarkt (Mercados de las Brujas) te bekennen maar het uitzicht over de lichtstad is dan ook schitterend.

Er valt verder niets te doen dus we houden een 20 minuten later een taxi aan en laten ons in de buurt van een eerder opgevallen Braziliaans restaurant afzetten. Het is helaas al te laat geworden dus we moeten uitwijken naar de plaatselijke pizzeria. De avond lijkt nog lang niet voorbij als we terug in Wild Rover zijn. Juist deze avond is er een Play boy party. Met nadruk op 'boy'. Zeker, ik zit maar vijf maanden zonder vent, lopen de gasten het cafe binnen gekleed in alleen een boxershort aan en twee konijnenoren op hun hoofd. Ik heb ook gevoel! Wordt er ook nog op de bar gedanst. De olie ontbreekt nog net. Het wordt me teveel en daarbij is mijn jachtseizoen gesloten. Om half één lig ik in mijn stapelbedje terwijl het feest tot twee uur doorgaat.

La Paz - Copacabana, 20 mei

De wegen scheiden weer. Anne gaat naar de jungle 'Rurenabaque' in het oosten van het land maar ik mag de jongens nog even bij me houden. Antonio, Igor en ik gaan naar Copacabana aan het Titicacameer. De jongens hebben eerst nog een actieve kimactie voor de boeg. Om vier uur halen ze me op en gaan we naar het grote kerkhof (ik heb het ook niet verzonnen) waar de bussen naar Copacabana vertrekken. De Lonely Planet weer te hand te hebben genomen, blijkt dat minibusje naar het meer beter vermeden kunnen worden. Ok, dan doen we dat en stappen voor hetzelfde bedrag een grote bus in.

Als we in het donker bij een groot meer stoppen, is het volgens ons de bedoeling dat we uitstappen. We volgen de rest van locale en stappen een bijna zinkend bootje in. Het bootje dat veel te vol is geladen, ligt nog maar 20 cm boven het water. Met moeite pruttelt de buitenboord motor om ons naar de andere kant te brengen. Ik schat mijn overlevingskansen in met mijn acht zwemdiploma's, en acht de kans bijzonder aannemelijk dat ik levend de kant haal. Of mijn rugtas met mijn belangrijkste spullen dat ook haalt, dat durf ik niet te zeggen. Als we midden op het meer zijn en de lichten van beide oevers onze lenzen niet meer raken, staren de jongens en ik naar het heelal,  naar de betoverende Melkweg. Dit blijft toch altijd zo onwerkelijk om te zien. Hoe langer je er naar kijkt hoe meer sterren er bij lijken te komen. De bus waar onze bagage in zit volgt niet. Hhmm, spannend.

Als we droog het heldere water (ja, zelfs in het donker) over zijn gekomen speel ik even met de sluitingstijd van de camera en de jongens voegen zich razendsnel bij het plaatselijke voetbalspel van de jeugd. Als twee jongen honden gaan ze tekeer en mengen zich tot grote vreugde van de tieners enthousiast in het spel. In de verte zie ik een sloep, niet groter dan het onderstel van een woonboot aan komen tuffen. Het is onze bus met bagage. Ook weer veilig aan de kant, stappen we de bus weer in en rijden het rest uurtje naar Copacabana. We checken in bij Bash & Crash, wat hostel kamers die gevestigd zijn in het drie sterren hotel La Perla del Lago. 3810 meter hoog zitten we hier, aan het Titicacameer (grijze puma, steen puma of berg puma), het hoogste meer van de wereld. Het is al laat geworden en niemand heeft nog zin om er op uit te gaan om eten te scoren. Zonder gevulde maag naar bed.

Titicacameer | Copacabana, 21 mei

Om half 9 in de morgen hebben we de boot. De jongens gaan vandaag verder naar Puno en hebben maar een halve dagtrip geboekt. Ik heb alle tijd, dus ben voor de volle dagtrip gegaan. Als we aanmeren op Isla de Sol (eiland van de zon) moeten we toch echt afscheid nemen. De jongens gaan aan land en we zwaaien voor de laatste keer. De boot meert af en we zetten de koers verder naar Isla del Luna (eiland van de maan).

Aangekomen op het eiland moeten we een klein bedrag betalen maar we krijgen wel een officieel papiertje. Ik kan de mensen geen ongelijk geven. Elke dag die 'rijke' mensen over je landgoed, ik zou precies hetzelfde doen. Een oude Inca ruïne, (Inca nonnenklooster met trapeze-vormige-portieken) staat op het eiland. Yee, mijn eerste. Deze staat halverwege de heuvel het beste uitzicht te hebben.  In de verte wordt het meer omringd door het Cordillera gebergte. Toppen met sneeuw komen af en toe door de  bewolking heen. De wolken liggen hier een stuk dichter bij de aarde, jo. Je moet er over na denken om te bevatten dat je niet aan zee staat. De uitzichten zijn werkelijk waar fantastisch.

Na een uurtje rond gedwarreld te hebben en gebruik te hebben gemaakt van een moderne pleepot die ouderwets wel met een kannetje water doorgespoeld moest worden, vertrekken we weer. De boot is net zo snel als mijn snelste kajakslag. Ik zou het alleen niet zo lang uithouden. In de middag komen we weer aan het haven plaatsje Yumani op Isla del Sol. Mijn vriendjes zijn natuurlijk al lang vertrokken en ik neem dus ook niet de moeite om het haven stuk af te scannen. Isla del Sol is de geboorteplaats (volgens de Inca's) van de zon of de plek waar de heilige Viracocha en de eerste Inca Manco Capac en zijn zustervrouw (incest..) Mama Ocllo als eerste ten tonele verschenen. Er staan twee gekleurde standbeelden van (die) Indianen bij de haven. Aan de andere kant van het eiland ligt een oud ruïne complex en een heilige steen (in de vorm van een puma) waar volgens de overlevering de Inca legende begon.

Maar als ik de 206 heilige treden op loop naast het stroompje met heilig bron water (water voor eeuwige jeugd), wat weer leid naar een heilige fontein waar drie bronnen samen komen, weet ik niet of dit wel zo'n goed plan is om hier helemaal naar toe te lopen. Op bijna 4000 meter hoogte en felle zon besluit ik gewoon van het fenomenale uitzicht te genieten en bijna boven weer neerwaarts te keren. De ezeltjes die her en der verspreid staan balken naar elkaar. Vanuit de haven worden er weer pakketten met producten bezorgd en worden op de ruggen van de ezeltjes gebonden. Dat menig toerist deze plek ook heeft gevonden is duidelijk te zien aan uitbreiding na uitbreiding heuvelopwaarts van restaurants en hostels. Het verpest een beetje het karakter van het eiland maar aan het uitzicht verandert er niets.

Als ik mijn deel aan de gemeenschap betaal, (ik zit op het terras het vergezicht in me op te nemen en heb een vruchtensapje besteld), rennen twee ezeltjes de berg op. Al bokkend en balkend rennen ze achter elkaar. Niet veel later komt de boze baas met een halster en halstertouw de beestjes halen voor de arbeid. Zullen die ezeltjes ooit wennen aan die steile stenen paden met die zware bepakking op hun rug? Door alle haast vanmorgen met ontbijt, kaartjes voor de boot regelen en bijna alle kleding in de was, heb ik als zonderling alleen mijn zwarte ninja pak en een T-shirt aan. Andere hebben hun alpaca muts en sjaal omgebonden of zitten in hun warme winterjas van 'the north face' tegen hun partner aan, op te warmen. Er zit niets anders op dan in de felle zon op het achterdek te verbranden maar wel warm te blijven. Ik geniet als langste van de reis want langzaam verdwijnen de besneeuwde bergen uit het zicht. Dit is echt een mooie plek.

Zonder eten naar bed. Mijn geld is (bijna) op. Dat wil zeggen dat ik nog net geld heb om met de bus in Peru te komen. De bankautomaten werken volgens de dame van de receptie niet en ik vertrouw haar op haar donker bruine ogen. Met nog een paar US dollars op zak, betaal ik mijn kamer voor de volgende nacht. Mijn opgenomen geld voor 10 dagen Bolivia komt bijna uit. Met een beetje trek (maar met zuurstof) op het staartstuk na.

Copacabana, 22 mei

Op deze hoogte moet je het rustig aan doen. Laat ik een keer gehoorzaam zijn en me naar de regels tegen hoogteziekte vormen. Rustig aan doen is het motto van vandaag. De 41 trap treden van de lobby naar mijn kamer zijn al bijna dodelijk. Mijn kleding is gewassen dus ik kan mijn spijkerbroek en mijn warme trui weer aan. Ik ga het dorp in om een buskaartje naar Puno ook gelegen aan het Titicacameer maar dan in Peru, te regelen. (Heb er namelijk nog geen genoeg van) Een beetje navraag over de prijzen geeft me al snel de informatie dat het om 30 Bolivianos gaat (3 euro). Bij een gat in de muur vraag ik aan de ouderwets geklede dame wat haar prijs is en die gegeven, of het de goedkoopste prijs is. Ze strekt haar arm in de lucht en maakt met haar hand een gebaar van 'rot jij maar op'. Eigenlijk het gebaar wat ik ook weleens maak als ik het totaal niet eens ben met de situatie of als iemand me echt niet aanstaat. Nooit professioneel wel te verstaan. Deze kenau echter moet haar brood verdienen aan 'die witte toeristen' waar ze blijkbaar een hekel aan heeft. 'Nou, dat ze failliet gaat!' Bij een andere zaak, waar ze al net zo vriendelijk zijn, not!, haal ik wel mijn kaartje. Morgen om 9 uur maak ik mijn oversteek naar Peru.

Nu nog tijd om het dorp te verkennen. Niet dat het veel voorstelt, verder dan een een plein, een markt en één lange straat waar alleen maar poncho's, hoeden, mutsen, alpacha wollen attributen en andere toeristische spullen, in wat voor vorm dan ook, worden verkocht, komt het niet. Ik loop langs een marskramer die wat anders verkoopt, kranten en lees op de voorpagina van de plaatselijke editie dat er een minibusje tussen La Paz en Copacabana is verongelukt, 4 doden. De kerk is mooi. De van Moorse afkomst lijkende kerk heeft ronde koepels met felgekleurde 'azulejos', keramische Portugese tegeltjes. Als ik naar het achterste stuk van het kerkplein loop om een foto van de gehele kerk te maken, hoor ik mijn moedertaal. Een Nederlands echtpaar. Ik probeer een enigszins grappig cq ijsbrekend grapje te maken over het feit dat je Hollanders ook overal tegenkomt. Misschien ligt het aan mij. Duidelijk is dat ik niet grappig ben, dat ze geen interesse what so ever hebben en dat ze zonder iets te zeggen verder lopen. Ben ik dan zo lelijk dat mensen niet tegen me willen praten? Of heb ik gewoon zo'n belabberde uitstraling dat mensen denken dat ze niet aardig tegen mij hoeven te doen? Ik weet het niet hoor. Het is vanaf nu iniedergeval gedaan met 'ik-doe-mijn-best-wel-om-te-laten-zien-dat-toeristen-ook-aardig-kunnen-zijn'.

Met mijn laatste 26 Bolivianos op zak, loop ik de te duur geprijsde restaurant straat door. Bij een zaakje wat een perfect uitzicht biedt op de ondergaande zon in het meer, neem ik plaats in een strandstoel. Zo'n plek waar je in Europa zeker 50 euro betaald voor een 3-gangen diner. De prijs is hier echter het goedkoopste van heel de straat. Nogmaals, met eerste rang uitzicht over de bootjes en ondergaande zon. Mijn laatste 20 van de nationale munteenheid gaan eruit. De dame die de zaak runt is een 'moderne' Boliviaanse. Niets op aan te merken, super lieve tante. Ik maak nog even een praatje met een Servische Deense die in Nieuw Zeeland heeft gewoond en geef haar de nodige tips. De zon is inmiddels onder. In het donker wandel ik terug naar waar mijn bed is. Of het aan de staafjes en de kegeltjes van het gezichtsvermogen wat in het donker geen kleur weergeeft weet ik niet, maar de mensen (mannen) zijn een stuk vriendelijker en zeggen me gedag.

                                                                                                 Lees verder bij Peru

Maak jouw eigen website met JouwWeb